De EU heeft haar regels snel aangepast om te zorgen voor meer flexibiliteit voor de lidstaten bij het gebruik van de middelen van het cohesiebeleid in antwoord op de COVID-19-pandemie. Ook voorzag zij in omvangrijke nieuwe middelen om aanvullende investeringen te financieren. Volgens een nieuw verslag van de Europese Rekenkamer (ERK) zorgden deze maatregelen echter voor meer druk om de EU-middelen snel en goed te besteden. Daarnaast geven de auditors aan dat het herhaalde gebruik van het cohesiebeleid om crises aan te pakken er ook toe kan leiden dat de nadruk van het beleid steeds verder verwijderd raakt van de primaire doelstelling: het verkleinen van de ontwikkelingsverschillen tussen de regio’s.
Vanaf het begin van 2020 heeft de EU een breed scala aan maatregelen getroffen om de uitdagingen als gevolg van de COVID-19-pandemie aan te pakken. Het cohesiebeleid speelde daarbij een belangrijke rol, met een snelle respons in drie fasen om de regels van de programmaperiode 2014-2020 te wijzigen. In nog geen twee maanden na de uitbraak van de pandemie in Europa keurde de EU wetgevingsmaatregelen goed om niet-bestede middelen te mobiliseren aan de hand van het investeringsinitiatief coronavirusrespons (CRII) en het investeringsinitiatief coronavirus plus (CRII+). In minder dan een jaar tijd stelde de EU de herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React-EU) vast, als instrument voor crisisherstel op korte en middellange termijn.
“Dankzij de reactie van de EU werd het gemakkelijker om de cohesiefondsen te gebruiken. Met behulp van deze middelen konden de lidstaten het hoofd bieden aan de economische gevolgen van COVID-19, al zouden hierdoor bepaalde bestaande uitdagingen groter kunnen worden”, zegt Iliana Ivanova, het ERK-lid dat de controle leidde. “We moeten in ieder geval nog zeer zorgvuldig beoordelen of het cohesiebeleid van de EU het aangewezen begrotingsinstrument is voor crisisrespons.”